Niet bang voor een pandemie

In 2014 maakte ik voor Goo Media een magazine over diergeneesmiddelen. Centraal stond een bedrijf dat hierin gespecialiseerd was. Ik mocht zelf de onderwerpen bedenken voor het blad en wilde er ook graag een artikel in hebben over de overdracht van ziekten van dier naar mens. Voor dit verhaal sprak ik met Yvonne van Duynhoven, destijds hoofd van het Centrum voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie van het RIVM. ‘Niet bang voor een pandemie’, had ik er als kop boven gezet. Gezien de actualiteit geef ik het hieronder onverkort weer. Let vooral op de laatste zin.

Niet bang voor een pandemie

Ongeveer driekwart van de nieuwe infectieziektes bij mensen heeft zijn oorsprong in de dierenwereld. Om te voorkomen dat de mensheid wordt getroffen door een pandemie, is het nodig om nieuwe ziektes bij dieren vroegtijdig op te sporen. Het Centrum voor Infectieziektebestrijding van het RIVM speelt hierbij een belangrijke rol. “We zitten er bovenop”, zegt Yvonne van Duynhoven, hoofd van het centrum voor Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie.

Zoönosen zijn infectieziekten door ziekteverwekkers die kunnen overspringen van dier naar mens. Recente voorbeelden zijn de Q-koorts, het SARS-virus en de vogelgriep. De laatste jaren worden we regelmatig opgeschrikt door uitbraken. Dat is voor een deel te wijten aan de aandacht die de media eraan schenken. Maar er is ook een absolute toename, legt Van Duynhoven uit. “Er is meer contact tussen mens en dier, bijvoorbeeld doordat mensen de natuur opzoeken. Daarnaast gaan we vaker op vakantie in exotische oorden, waardoor zoönosen zich gemakkelijker kunnen verspreiden.”

Om zoönosen tijdig te herkennen is het zaak om alert te blijven. Het Centrum voor Infectieziektebestrijding overlegt iedere maand met andere organisaties die zich bezighouden met de gezondheid van dieren, zoals de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, de Gezondheidsdienst voor Dieren, het Centraal Veterinair Instituut en de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit. “We bespreken daar de meest recente waarnemingen en kijken of er bijzonderheden zijn die vereisen dat we in actie komen.”

Alarmbellen

Een belangrijke schakel is de Gezondheidsdienst voor Dieren. Dierenartsen melden hier wanneer zij in hun praktijk ziektegevallen tegenkomen die ze niet direct kunnen verklaren. “Zo kwamen er eind 2011 in korte tijd diverse meldingen binnen van misvormde lammetjes op schapenbedrijven”, geeft Van Duynhoven als voorbeeld. “Dan gaan meteen de alarmbellen rinkelen. Voor ons is de eerste vraag dan: is er gevaar voor de mens? Lopen we het risico dat er straks misvormde kinderen worden geboren?”

Het RIVM heeft een eigen laboratorium om diagnostisch onderzoek te doen. In dit geval werkten de onderzoekers samen met het Centraal Veterinair Instituut en collega’s in Duitsland, waar het verschijnsel zich ook voordeed. Het bleek te gaan om het Schmallenberg-virus. Onderzoek onder schapen- en rundveeboeren wees uit dat het virus zich niet verspreidde naar mensen en dat de kans op besmetting nihil was. “Dan kunnen wij afschalen en ligt het verder bij de organisaties die gespecialiseerd zijn in diergezondheid.”

Een zoönose wordt pas echt gevaarlijk als de ziekte niet alleen van dier naar mens wordt overgedragen, maar vervolgens ook van mens naar mens. Een voorbeeld hiervan is het SARS-virus. “Gelukkig lukt dat 90 procent van de zoönosen niet”, zegt Van Duynhoven. “Meestal wordt een mens wel ziek, maar kan hij de ziekte niet overdragen. Zoals bij de ziekte van Lyme, die door teken wordt overgedragen.”

Vaccins

De dierfarmaceutische industrie kan een rol spelen bij het bestrijden van zoönosen door vaccins te ontwikkelen. Ziektes kunnen ook bestreden worden door antibiotica in te zetten, maar daarbij speelt het risico van resistentie. Van Duynhoven wijst op een EU-project om een vaccin te ontwikkelen waardoor teken geen ziekteverwekkers meer kunnen overbrengen naar mensen.

“Het gaat er overigens niet alleen om dat je vaccins en geneesmiddelen ontwikkelt”, zegt ze. “Het is ook belangrijk dat je mensen goed informeert. Als mijn kinderen met school een dagje in de natuur zijn geweest, krijg ik het advies om ze te controleren op tekenbeten. Ze krijgen zelfs een foldertje mee met informatie. Dat was er vijftien jaar geleden niet. En als je er op tijd bij bent, is het risico minimaal.”

Bang voor een pandemie die de wereldbevolking zal reduceren is Van Duynhoven niet. “Dan moet het al raar lopen. Wij zitten er bovenop en zusterorganisaties in andere landen ook. Daarnaast werken we internationaal samen. Samen met de wetenschap en de industrie slagen we erin om steeds sneller vaccins te ontwikkelen en eigenschappen van een nieuwe verwekker bloot te leggen. Een wereldwijde uitbraak met echt grote gevolgen is meer iets voor speelfilms.”

Gepubliceerd in Insights, een uitgave van Goo Media, mei 2014